Waken over het maximale comfort in elke schakel van de zorgketen

Ambulanciers die liever geen palliatieve patiënten meenemen uit angst dat ze onderweg overlijden. Het is een situatie die heel wat ziekenwagendiensten bekend in de oren klinkt. Gelukkig wordt er gewerkt aan oplossingen: een uniformer beleid over ziekenhuizen heen en een betere communicatie met andere schakels in de zorgketen.

Belgambu ijvert elke dag voor een duurzaam werkbare sector met voldoende middelen en ruimte voor kwalitatieve zorg onderweg. “Dat doen we zowel voor als achter de schermen”, benadrukt voorzitter Kenneth Arkesteyn. “Door uitdagingen zoals de grijze zone in het DNR-beleid uit te klaren, kunnen onze leden hun missie beter volbrengen. Dat is een win-win.” Met enkele voorbeelden van pragmatische oplossingen uit het UZ Leuven en met concrete tips voor ambulanciers wil Bam inspireren en richting geven.

“Een duidelijk kader zou al veel onzekerheid wegnemen.”

Werken aan een beter en uniformer beleid

Het UZ Leuven gebruikt een KWS, voluit Klinisch Werkstation, als patiëntendossier, net zoals 30 andere ziekenhuizen in Vlaanderen. Via dat systeem geldt de DNR-code van het ziekenhuis van vertrek ook bij aankomst in een ander ziekenhuis in de buurt. “Net zolang tot een arts in het nieuwe ziekenhuis van mening is dat de code moet gewijzigd worden”, legt Inge Bossuyt, verpleegkundig specialist palliatieve zorg in het UZ Leuven, uit. “Hiervoor is vertrouwen van artsen in elkaars kunde noodzakelijk, over de ziekenhuisgrenzen heen. Gaat een patiënt naar huis dan beslist de huisarts over de DNR-code.”

Bovendien wordt een DNR1 (zie kader) in het UZ Leuven niet enkel mondeling meegedeeld maar ook schriftelijk meegegeven met de ambulancier en de patiënt. Dat label wordt gedateerd en is enkel geldig tijdens die rit. Zo behoudt de DNR zijn evolutieve karakter. “De palliatieve context in het algemeen en DNR-codes in het bijzonder zijn delicaat. Als er iets acuuts gebeurt is het belangrijk dat elke zorgverlener de juiste beslissingen neemt. Duidelijke communicatie is de beste manier om dat te doen”, vindt Inge. “Binnen de overheid denkt men trouwens na over een gemeenschappelijke DNR code die in het ehealth-dossier van de patiënt zou opgenomen worden. Een goed idee, maar dat zal niet voor morgen zijn. Daar blijven we dus niet op wachten.”

“Het vertrouwen in elkaars kunde is noodzakelijk.”

Voldoende ondersteuning voor ambulanciers

Als een patiënt onderweg overlijdt en niet mag gereanimeerd worden, is dat heftig. Voor de familie en voor de ambulanciers. Een heldere kijk op wat je als hulpverlener onderweg wel kan en mag doen, en hoe je na het overlijden het best reageert, kan daarbij helpen. Inge: “Als er een duidelijk kader is en de DNR van het laatste zorgbeleid onderweg telt, zou dat al veel onzekerheid wegnemen. Zo vermijden we dat ziekenwagendiensten weigeren om palliatieve patiënten mee te nemen in hun ambulance. Bovendien moeten we de drempel verlagen om bijstand te vragen onderweg, ook als het gaat om handelingen die enkel gericht zijn op het comfort van de patiënt en die enkel door een verpleegkundige of arts kunnen gegeven worden. Zo laten we patiënten niet nodeloos lijden bij bijvoorbeeld ademhalingsmoeilijkheden.”

Ook nierdialysepatiënten hebben vaak een DNR1. Bij die patiënten is het bestaan van de DNR-code vaak minder evident, niet meteen zichtbaar en nog minder evident om naar te handelen, wetende dat deze mensen vaak met een taxi naar het dialysecentrum gaan. “Vanuit Belgambu vragen we al sinds 2016 om het rolstoel- en zittend vervoer van patiënten te zien als een onderdeel van het niet-dringend patiëntenvervoer, nu valt dit in Vlaanderen onder het ‘taxidecreet’ en wordt dit beschouwd als personenvervoer”, vult Kenneth Arkesteyn aan. “Onze sector is immers een essentiële schakel in de zorgketen. Net zoals andere zorgverleners zetten ook wij het welzijn van de patiënt voorop. De wens van de patiënt respecteren en waken over maximaal comfort zijn daarbij onmisbaar. We slaan dus graag de handen in elkaar met alle stakeholders om het DNR-beleid scherp te stellen en de communicatie errond te verhelderen.”


De inhoud van DNR-codes

Hoewel de exacte invulling van de DNR-codes kan afwijken van zorginstelling tot zorginstelling is de rode draad dezelfde:

DNR1 betreft het al dan niet verlenen van spoedeisende medische handelingen bij acute situaties. Er mag geen reanimatie meer opgestart worden en ook voor het beademen van een patiënt kunnen hier beperkingen gelden.

DNR2 gaat om het al dan niet opstarten van behandelingen, zoals nierdialyse, een antibioticakuur, het toedienen van vocht en sondevoeding, …

DNR3 beschrijft het afbouwen van een lopende therapie. In onder meer woonzorgcentra hanteren ze eerder een code A, B of C, in het kader van vroegtijdige zorgplanning (VZP).


Hoe ga je als ambulancier om met DNR-codes?

Het volgen van DNR-codes tijdens het patiëntenvervoer is een delicate en complexe kwestie. Toch ziet Inge Bossuyt enkele best practices, die een goed kompas kunnen vormen. Met deze tips ga je geruster en zelfzekerder op weg met een patiënt die een DNR-code heeft.

  1. Vraag een schriftelijke bevestiging van de geldende DNR-code, op datum van het transport. Pols ook of de familie hiervan op de hoogte is. Is dat niet het geval, vraag dan aan de zorgverlener om hierover te communiceren vooraleer je de patiënt meeneemt.
  2. Overlijdt een patiënt onderweg en verloopt alles op een serene en rustige manier, ook met eventueel aanwezige familie? Dan kan je de rit verderzetten. Bij aankomst thuis of op een andere locatie vraag je een (huis)arts om het overlijden vast te stellen.
  3. Wordt de patiënt minder comfortabel onderweg? Aarzel dan niet om via de 112 hulp in te roepen van een PIT- of mugteam. Iedereen heeft het recht om comfortabel te sterven, in een zorginstelling, thuis of onderweg.