/ 01/06/2020
Voorzitter Belgambu over de uitdagingen van het niet-dringend patiëntenvervoer
Minister De Block is nogal trots op wat ze voor de Dringende Geneeskundig Hulpverlening (DGH) realiseerde in haar legislatuur. In welke mate is dit terecht?
Vanuit het half-volle-glas-perspectief kunnen we enkel tevreden terugblikken op wat minister De Block voor de DGH realiseerde. Het was een verademing om eindelijk over een minister te beschikken die deze activiteit van de zorg de aandacht gaf met onder meer een aanzienlijke verhoging van het budget.
Vanuit hetzelfde half-lege-glas-perspectief erkennen we dat er behoorlijke financiële inspanningen geleverd zijn maar ook dat er nog een weg te gaan is. De Nationale Raad voor Dringende Geneeskundige Hulpverlening becijferde in hun memorandum voor de volgende minister dat een bijkomende financiering van 85 miljoen euro nodig is.
Hoe realistisch is het dat het systeem van de eenduidige factuur voor het 112-vervoer ook ingang zal vinden voor het niet-dringend patiëntenvervoer?
Het gewoon 1 op 1 overzetten van het systeem van de forfaitaire factuur van het 112-vervoer naar het niet-dringend patiëntenvervoer is haast onmogelijk, bijvoorbeeld al omwille van de achterliggende subsidieregelingen voor de DGH. Minister De Block geeft de stok door aan de regionale ministers om voor het niet-dringend patiëntenvervoer ook aan een oplossing te werken. Het niet-dringend patiëntenvervoer is namelijk een bevoegdheid van de regio’s.
Is dit de reden waarom politici nu spreken over tariefzekerheid bij het niet-dringend patiëntenvervoer?
Bij ‘tariefzekerheid’ dienen we het onderscheid te maken tussen enerzijds de transparantie over de gebruikte tarieven en anderzijds de tarieven zelf. De patiënten hebben het recht om de gehanteerde tarieven te kennen voor het uitvoeren van het vervoer en ziekenwagendiensten zullen voor patiënten op basis van eenvoudige parameters ook een raming maken. Dit is echter niet altijd mogelijk voor een ziekenwagendienst, bijvoorbeeld omdat het ziekenhuis het vervoer organiseert en de ziekenwagendienst vooraf geen contact had met de patiënt. Of omdat initieel de kosten ten laste waren van het ziekenhuis maar uiteindelijk bij de patiënt terecht komen.
Over de hoogte van de tarieven handhaaft Belgambu haar standpunt dat de gehanteerde tarieven ziekenwagendiensten dient toe te laten om kwaliteitsvol, veilig en comfortabel patiëntenvervoer uit te voeren op een economisch duurzame wijze. Tarieven dienen een afspiegeling te zijn van de reële kosten om patiëntenvervoer correct uit te voeren. Vlaanderen nam daarin het voortouw door een onafhankelijke studie te bestellen bij een extern consultatiebureau om de effectieve kosten van het niet-dringend liggend patiëntenvervoer in kaart te brengen. De Permanente overlegcommissie niet-dringend patiëntenvervoer in Brussel bekijkt deze aanpak nu ook en in de bevoegde werkgroep in Wallonië is het consultatiebureau de methodologie en de resultaten van de studie van Vlaanderen al komen presenteren. Belgambu zet namelijk actief in om de ‘best practices’ van een regio in een andere regio te gebruiken. Elke patiënt, van Arlon tot Zuienkerke, heeft immers recht op kwaliteitsvol, comfortabel en veilig patiëntenvervoer.
Lopen de kosten voor de patiënten voor het niet-dringend patiëntenvervoer dan niet op?
Het is belangrijk om hierbij een belangrijke kanttekening te maken. Er is namelijk het risico dat het debat verengt tot de tarieven van ziekenwagendiensten. Hierdoor vervagen al te snel de grenzen tussen ‘tarief’ enerzijds en de ‘kosten voor de patiënt’ anderzijds. Dat is zoals naar de huisarts gaan, het honorarium voor de raadpleging is het tarief. Na tussenkomst van de terugbetalingstarieven en eventueel andere tegemoetkomingen kent men de kosten voor de patiënt. De kosten van het patiëntenvervoer zijn uiteraard belangrijk maar de focus van verschillende actoren ligt nu vooral op ‘de tarieven’. We zien dan ook verschillende initiatieven die vooral gericht zijn op het realiseren van zo laag mogelijke tarieven. Zoals het inzetten van personen met een werkloosheidsvergoeding als ‘vrijwilliger’ waarbij organisaties kostenvergoedingen betalen die het wettelijk maximum overschrijden waardoor het een vorm van ‘fiscaal gunstig’ bijklussen wordt. Belgambu verzet zich tegen deze marktverstorende en bedenkelijke praktijken. Het is trouwens ook een kaakslag voor alle ‘echte’ vrijwilligers die hun tijd belangeloos afstaan om een maatschappelijke meerwaarde te creëren.
Is het zich verder beroepen op deze verdoken, indirecte maatschappelijke kosten de oplossing om toegankelijk patiëntenvervoer te realiseren? Of dringt er zich geen debat op over een transparante directe maatschappelijke solidarisering om het patiëntenvervoer betaalbaar te maken en houden voor patiënten?
Een voorbeeld uit de praktijk van een zwaar verbrande patiënt die nood had aan vervoer naar een gespecialiseerd brandwondencentrum (gespecialiseerd medisch vervoer met arts en verpleegkundige met meer dan 200 km enkele rit). De kosten van het vervoer bedroegen meer dan € 2.000, er wordt namelijk niet tussengekomen. Gelukkig is er wel een maatschappelijke solidarisering voor de gespecialiseerde behandeling in het expertisecentrum, anders zouden veel patiënten zich deze zorgen niet kunnen veroorloven. En het handelt echt niet alleen over gespecialiseerd
medisch vervoer met een arts. Zo zijn er frequent doorverwijzingen van een dienst Spoedgevallen van ziekenhuis A naar de dienst Spoedgevallen van ziekenhuis B voor patiënten die nood hebben aan tijdkritiek patiëntenvervoer (dat niet valt onder het toepassingsgebied van de wet van 8 juli 1964) waar de tussenkomst voor de patiënt haast onbestaande is, op een paar euro per kilometer na.
Pleit Belgambu er dan voor om het niet-dringend patiëntenvervoer op te nemen in de verplichte ziekteverzekering?
Hoe en van waaruit de maatschappelijke solidarisering georganiseerd wordt maakt voor Belgambu niet uit. Vermoedelijk voor de patiënt ook niet, als het niet-dringend patiëntenvervoer maar een echte schakel van toegankelijkheid voor een zorgtraject blijft/wordt.