/ 01/03/2021
Domus Medica: “Nood aan vlottere toegang tot niet-dringend patiëntenvervoer”
Ook huisartsen moeten af en toe patiëntenvervoer regelen. Is er een urgent medisch probleem, dan bellen ze uiteraard 112. Maar in heel wat gevallen is het niet-dringend patiëntenvervoer de aangewezen keuze. In praktijk blijkt het niet zo eenvoudig. “Het tijdrovende kluwen om een rit te plannen, brengt stress teweeg. Voor huisarts en patiënt.”
Hoogdringendheid en/of de slechte gezondheidstoestand van de patiënt blijven de doorslaggevende factor om dienst 112 te bellen. Toch zijn er nog parameters die meespelen. De ambulanciers voor dringend patiëntenvervoer hebben andere kwalificaties en dat maakt het soms meer aangewezen, ook in gevallen waar tijd minder cruciaal is. En dan is er nog een grijze zone, waar het beslissen tussen beide opties vaak lastiger is. Ook voor huisartsen. Een tussencategorie waar praktische overwegingen de doorslag kunnen geven.
Dr. Roel Van Giel, voorzitter van Domus Medica, legt uit. “Een niet-dringend patiëntenvervoer regelen is complex. Het begint met het zoeken bij welke mutualiteit een patiënt aangesloten is, gevolgd door een zoektocht naar wie je kunt bellen om het patiëntenvervoer te organiseren. Dit neemt vaak veel tijd in beslag. Tijd die je als huisarts niet altijd hebt. Bovendien is het rondbellen en uitpluizen van de specifieke situatie een extra stressfactor voor de patiënt. Die is al zenuwachtig voor zijn – vaak onverwachte – opname of consultatie in het ziekenhuis. Hij moet zijn papieren zoeken en dan nog eens de onzekerheid over zijn vervoer erbij nemen. Op zo’n moment lijkt 112 bellen al snel een beter alternatief, maar dat kan natuurlijk de bedoeling niet zijn.”
Met respect voor het beroepsgeheim
Het organiseren van dringend of niet-dringend patiëntenvervoer mag dan in veel opzichten verschillen, in beide gevallen geeft de huisarts een briefing mee. Hetzij op papier, als een patiënt alleen wacht op zijn niet-dringende rit, hetzij mondeling aan de dienst 112. Het lijkt misschien evident. Wie een patiënt vervoert, moet zijn toestand kennen. Maar zo simpel is het niet. “Wat is cruciale informatie en vooral: hoeveel kan je meedelen aan de ambulanciers zonder je medisch beroepsgeheim te schenden?”, schetst dr. Van Giel. “Geschoold MUG-personeel geef je uiteraard een volledige briefing. Daar is er geen probleem. Moeilijker is het wanneer je een briefing moet voorzien voor personen die geen medische scholing kregen. Telkens opnieuw is het een grondige afweging welke elementen je aan wie meedeelt. Afhankelijk van het soort vervoer en de uitvoerders.”
Die briefing specifieert vaak ook waar ambulanciers op moeten letten tijdens het vervoer. Hoe kan de toestand van de patiënt evolueren? En vooral: wanneer moeten ze gespecialiseerde hulp inroepen? Tijdens een rit kan de dringendheid van het vervoer plots wijzigen. Dan is een snel en correct handelen cruciaal. Zelf de eerste hulp toedienen, maar vooral gespecialiseerde hulp oproepen. Logisch dus, dat een huisarts graag zijn tijd neemt om de vervoersdienst goed te briefen, met respect voor zijn medisch beroepsgeheim.
“Voorkomen dat dienst 112 overbelast wordt door niet-dringende ritten.”
Eén centraal nummer
“Het kunnen bellen op één centraal nummer zou de taak van de huisarts aanzienlijk vergemakkelijken en de patiënt adequaat verder helpen”, vult dr. Van Giel verder aan. Belgambu merkt op dat er momenteel in de provincie Limburg een Europees project loopt om een Centraal Mobiliteitsplatform uit te werken. Het doel is een intelligente dispatching vorm te geven, die beschikbare patiëntenvervoersmiddelen dynamisch inzet zodat het niet-dringend patiëntenvervoer efficiënt georganiseerd wordt. Eén contactnummer dus voor niet-dringend patiëntenvervoer, net zoals de dienst 112 vandaag. Met nadien ook een mogelijke uitrol over de andere provincies.
Dr. Van Giel draagt het idee alvast een warm hart toe. Temeer omdat de vraag naar niet-dringend patiëntenvervoer in de toekomst alleen maar zal toenemen. “Deels door de verouderende bevolking, deels door de centralisering van de ziekenhuizen. Die verbetert de kwaliteit van de zorg, maar vergroot ook het aantal kilometers die gemiddeld moeten afgelegd worden voor een consultatie of een behandeling. En wie ouder wordt, kan zijn vervoer vaker niet zelf meer regelen. Een centraal contactnummer en een efficiënte planning van het niet-dringend patiëntenvervoer hebben een bijkomend indirect voordeel: ze voorkomen dat het dringend patiëntenvervoer overbelast wordt en dat patiënten in kritieke toestand snel de gespecialiseerde hulp krijgen die ze nodig hebben.”
“Het niet-dringend patiëntenvervoer is een belangrijk element van de zorgketen”, vindt dr. Van Giel. “Voor veel patiënten is dit type vervoer noodzakelijk voor de toegang tot de zorg. Hoe laagdrempeliger we dit kunnen maken, hoe beter voor iedereen. Ook voor ons als huisartsen zal een beter georganiseerd patiëntenvervoer een grote stap vooruit zijn, om onze patiënten nog vlotter te ondersteunen in hun zorgnoden.”